Een buurtvereniging
Het fenomeen buurtvereniging wordt eind jaren dertig door de regering bedacht. Het doel is het bevorderen en vergroten van de samenhang tussen de bewoners als tegenwicht voor de dreiging van ontwrichting, die dan vanuit Duitsland al voelbaar wordt. Burgemeester Roos moedigt dit idee vol overtuiging aan en in Opperduit pakt men het meteen op.
Op 29 november 1938 wordt in café Lekzicht van Anton Breedveld nabij de Hoekse Sluis de Buurtvereniging Opperduit voor Oranje Feesten opgericht. Kortweg de BOOF, in de herinnering van sommige Opperduiters Oranje Boven. De BOOF bestreek het gebied tussen de Sluis en de Opperduitse school. Opperduit is vijf kilometer lang en blijkbaar vond men dat te groot om het doel van een buurtvereniging te bereiken. Als Duitsland in 1940 de macht over ons land overneemt, wordt de BOOF al snel verboden en ontbonden. Oranjefeesten mochten natuurlijk niet van de Duitsers. Op 14 juli 1945 wordt de BOOF opnieuw opgericht en zes dagen later volgt De Gulden Vrijheid. Het gedeelte van Opperduit vanaf de school tot de scheepswerf inclusief de Scheepmakersstraat wilde namelijk ook een eigen buurtvereniging.
Met de oorlog nog in gedachten
De oprichters van deze buurtvereniging waren ongetwijfeld zo gelukkig dat de Tweede Wereldoorlog achter de rug was, dat een naam voor de vereniging voor de hand lag: de Vrijheid. Of nee, mooier nog: de Gúlden Vrijheid!
Iets anders waaruit blijkt hoe dankbaar men was met de herwonnen vrijheid, is dat de jaarvergaderingen werden geopend met het staand zingen van het Wilhelmus. Dat heeft men lang volgehouden. Maar in 1950 vergeet men het per ongeluk een keer en vanaf 1954 laat men het zingen helemaal achterwege, omdat – zoals de voorzitter zegt – de vergadering meestal slecht bezet is. De aanwezigen gaan akkoord, maar ‘als er soms weer meer leden komen opdagen, kunnen we het altijd weer gaan doen’.
Samen met de BOOF
Het beste middel om samenhang tussen de bewoners te bereiken vond men het organiseren van feesten. Behalve festiviteiten naar aanleiding van gebeurtenissen in het huis van Oranje, organiseerden beide buurtverenigingen in de zomer een spelletjesmiddag voor de kinderen en in de winter een feestavond voor de volwassenen.
De twee stonden open voor samenwerking, maar toch kwam dat er niet altijd van. Wilde de ene bijvoorbeeld een spelletjesmiddag organiseren, bleek de andere dat ook wel van plan te zijn, maar dan op een manier die de eerste niet zinde. Voor een optocht in 1950 lukte het wel om met elkaar een wagen te versieren. Dit leverde de vierde prijs op ter waarde van tien gulden, een bedrag dat de verenigingen netjes samen deelden. Zo leefden ze vredig naast elkaar, wat ook blijkt uit het feit dat het bestuur van de BOOF door De Gulden Vrijheid werd uitgenodigd om de feestavond in de winter bij te wonen. Maar in de jaren zestig liep het ledental van de BOOF zodanig terug dat deze vereniging in 1970 een stille dood is gestorven. De weinige overgebleven leden mochten zich aansluiten bij De Gulden Vrijheid. Ook de westgrens bij de scheepswerf verliep geleidelijk aan in de richting van het dorp en tegenwoordig is het zelfs zo, dat leden die uit Opperduit vertrekken toch lid mogen blijven.
Feestavond in de winter
De Gulden Vrijheid is anno 2020 nog altijd springlevend. Natuurlijk hebben zij ook slechte tijden gekend waarin de kas vrijwel leeg was, maar het bestuur slaagde er toch steeds in een oplossing te vinden. Het verhogen van de contributie vond het bestuur een uiterst vervelende maatregel, die men zo lang mogelijk voor zich uitschoof. In 1947 besloot men bij de feestavond – naar voorbeeld van de BOOF – een verloting te houden om de kosten te dekken. Dit was echter nog een heel gedoe. Anton den Oudsten zorgde voor 1500 lootjes, die hij met de hand(!) nummerde, waarna ze door de bestuursleden werden opgevouwen. Vanaf 1953 werden de lootjes kant en klaar gekocht, geperforeerd en al, want dat nummeren was zo’n werk en de kosten wogen daar wel tegenop. Overigens ging in 1953 de hele winterfeestavond niet door, vanwege de watersnood. Men vond het niet gepast om feest te vieren als er zoveel mensen in de ellende zaten. Omdat er dus geen kosten werden gemaakt, besloot het bestuur honderd gulden in het Rampenfonds te storten. De maatschappelijke betrokkenheid ging in dit geval dus verder dan de eigen buurt.
Een feestavond werd eerst in de school gehouden, maar die ruimte vond men al gauw te klein. Men verhuisde naar De Groote Boer en later naar Amicitia. De leden voerden zelf voordrachten en sketches op en ze zongen liedjes met elkaar. Soms kwam er een cabaretier of een toneelgroep, maar dat bracht nogal wat onkosten met zich mee. Daarom vormden ze een eigen toneelgroep die een klucht instudeerde, wat zowel voor de leden van de groep als voor de toeschouwers veel plezier opleverde. Na afloop van het stuk zorgde een bandje voor dansmuziek.
Bevrijdingsfeest
Elke vijf jaar wordt de bevrijding uitgebreid herdacht. De buurtvereniging bouwt dan een of meerdere erepoorten op in Opperduit. Al in het begin van haar bestaan vond de vereniging in haar enthousiasme dat er wel drie erepoorten moesten komen, namelijk twee van biscuitblikken en een van hout. Eén van de poorten krijgt een plekje bij de school, een andere in de buurt van de Scheepmakersstraat. Waar de derde – als deze er tenminste echt gekomen is – zou moeten staan, is niet in de notulen van de vergaderingen terug te vinden. Aan de leden werd gevraagd zo veel mogelijk groen en bloemen beschikbaar te stellen voor de versiering en ook oude lappen voor het maken van vlaggetjes. In 1948 besluit men dat er één nieuwe poort moet komen. Een van de leden, A. Ros, zal deze maken indien er voor een ontwerptekening en materiaal wordt gezorgd. In de jaren daarna wordt er op bestuursvergaderingen vaak over gesproken, maar of het plan uitgevoerd wordt, is niet duidelijk. Uiteindelijk wordt in de zomer van 1951 een poort aangeschaft mét verlichting. Prachtig, als de lampjes het doen, maar helaas gingen ze vaak stuk. Sinds 1985 wordt een poort gebruikt die oorspronkelijk van de BOOF was, gebouwd bij en gesponsord door de firma Oosterwijk. Deze wordt elke vijf jaar opgebouwd ter hoogte van Opperduit 372.
Ook aan de optocht om de bevrijding te vieren deed en doet de buurtvereniging mee. De eerste keer zelfs met twee wagens: één waarop de onderdrukking en de andere waarop de vrijheid werd uitgebeeld. De paarden en wagens werden door leden beschikbaar gesteld, net als groen voor de versiering. Bij de optocht van 2015 veroverde de wagen zelfs de eerste prijs.
Zomerfeest
Naast al deze activiteiten wordt er al vanaf de oprichting groot belang gehecht aan het organiseren van iets leuks voor de kinderen. Het begon in 1945 al meteen met een lampionoptocht waar alle schoolkinderen aan mee mochten doen. In het dorp organiseerde de Oranjevereniging zo’n optocht, maar De Gulden Vrijheid kreeg desgevraagd toestemming om er in Opperduit een te houden. In 1946 hield de vereniging kinder- en volksspelen op het schoolplein. De voorzitter, meester Hoek, zorgde voor de diverse kinderspelletjes en voor de ouderen zou er kruiwagentje rijden en stoelendans zijn. Er waren ook prijzen te verdienen: klompen, zakken sloffen (geen pantoffels, maar sloffen om de kachel mee te stoken) en verder wat pakjes vet en een paar rolstukjes, zoals rollades destijds genoemd werden. In de jaren van schaarste na de oorlog werden dergelijke zaken enorm gewaardeerd.
In later jaren huurt het bestuur voor het kinderfeest soms een goochelaar in. En er zijn traktaties: voor elk kind twee koeken, limonade en een ijsje. Bakker Broer zorgt voor de koeken, mits er door de vereniging voor boter gezorgd wordt. Het ijs wordt besteld bij Wim de Jong van café Het Bonte Paard.
Op reis
In 1949 spreekt het bestuur voor het eerst over het maken van een uitstapje met de kinderen, maar dat idee wordt dan nog verworpen. In 1954 komt het onderwerp weer op de agenda, omdat het niet mee valt om op het schoolplein elk jaar iets nieuws te verzinnen en zoals in de notulen te lezen staat: ‘het lokt niet erg aan ook met al dat slechte weer’. De voorzitter stelt voor om met de schoolgaande kinderen tot en met 14 jaar met een bus naar Blijdorp te gaan. En als ze dan toch in Rotterdam zijn, zullen ze ook met zijn allen door de tunnel gaan wandelen. De Maastunnel lag er sinds 1942 en het was dus nog een relatief nieuwtje om die te gaan bekijken. In 1955 gaat de reis naar Plaswijk, het jaar erna naar de Efteling; ze nemen sinas en snoepjes mee en onderweg krijgen de kinderen ook nog een ijsje.
In 1957 gaan ze naar een circus en in de volgende jaren staat er van alles op het programma: van Madurodam tot Avifauna en van dierenpark Wassenaar tot de Julianatoren in Apeldoorn. De laatste jaren voert de reis afwisselend naar Drievliet of naar Duinrell. Bovendien wordt er tegenwoordig ook een reisje voor de wat oudere jeugd georganiseerd. Zij gaan bijvoorbeeld paintballen of karten.
Nieuwe feesten
De vereniging blijft zich ontwikkelen. Eerst spelletjes op het schoolplein, daarna uitstapjes, maar eind jaren zeventig kwam toch de gedachte aan een feest op het plein weer op. Het ene doen en het andere niet laten bleek de oplossing. Dus werd in 1982 voor het eerst het Zomerfeest voor kinderen én volwassenen georganiseerd. Naast spelletjes als ballontrappen en kussenvechten was er een heuse “Stars-in-Opperduit-revue”, waar iedereen zijn kunsten mocht vertonen op het gebied van muziek, toneel, dans en goochelen. Later kwam er een springkussen voor de kinderen bij. De oudere leden konden een kansje wagen bij het Rad van Avontuur of de Weekendquiz-caviarace. Voor de lekkere trek waren er heerlijke oliebollen en later ook een uitgebreide barbecue.
Het Zomerfeest wordt sinds 2002 om de twee jaar gehouden, want in het tussenliggende jaar is het tijd voor het Poldertreffen. Deze spectaculaire zeskamp organiseert Opperduit samen met de buurtvereniging van Schuwacht, de ene keer hier en de andere keer daar. Het levert een even fanatieke als vriendschappelijke strijd op waarbij de Zinken Wisselmelkemmer op het spel staat. Het is voor Opperduit altijd even op de tanden bijten als Schuwacht hem wint, vooral ook omdat volgens zeggen het ding na twee jaar dof en gedeukt terugkomt. Dat is dan weer een reden voor Opperduit om de mouwen nog eens extra op te stropen bij al die spellen die een normaal mens anders nooit doet, zoals touwtrekken of weitobbevaren.
Bij dit Poldertreffen is tot groot plezier van de jeugd ook een jongerenteam opgericht. En uiteraard gaat het bij hen om een kleinere Zinken Wisselmelkemmer.
Tekst: geschreven door Ada Ooms
(Deze tekst is ook te lezen in het jubileumboek van de buurtvereniging)
Op wijze van: It's a long way to Tipparary
Ja Opperduiters, dat zijn we allen
En daarop zijn wij heel trots
Het is een buurtschap dat aan de dijk ligt
Een dijk zo stevig als een rots
In OPPERDUIT daar wil ik wonen
want dat plekje is te gek
Nee ik zal jou echt nooit meer verlaten
Lief klein plekje.....aan de Lek.
Dit volkslied werd gezongen in de jaren 80
tijdens diverse bijeenkomsten van de buurtvereniging